Inleiding
Onze ambitie voor de lange termijn (2050) is een blijvend evenwicht, waarin veenafbraak, bodemdaling en CO2-uitstoot nagenoeg zijn gestopt. De kwaliteit van landschap en natuur is verbeterd. Ook de leefbaarheid en vitaliteit staan op een hoog peil; de landbouw heeft zich aangepast aan de veranderde omstandigheden en recreatie en toerisme hebben zich verder ontwikkeld. Om tot deze ambitie te komen richten we ons voor 2030 op de volgende veenweidedoelen:
- De negatieve effecten van bodemdaling zijn verminderd (gemiddeld 0,2 cm minder bodemdaling per jaar): Enerzijds door de absolute bodemdaling te beperken, anderzijds door de negatieve effecten te beperken, mitigeren of te compenseren. Dit moet ertoe leiden dat schade aan woningen, wegen en infrastructuur wordt beperkt, de stijging van kosten van waterbeheer in het gebied ook in de toekomst beperkt blijft, de verdroging van natuurgebieden is afgenomen, en het landschap en de cultuurhistorie van het veenweidegebied herkenbaar blijven.
- De uitstoot van broeikasgassen uit de veenbodem is in 2030 met 0,4 megaton CO2 equivalenten per jaar afgenomen.
- De landbouw heeft een duurzaam toekomstperspectief.
- Het watersysteem is waterrobuust en klimaatbestendig ingericht.
De uitvoering van het Veenweideprogramma vindt plaats in de gebiedsprocessen. Deze processen lopen (in 2023) in drie ontwikkelgebieden, Aldeboarn-De Deelen, de Hegewarren en Idzegea. Ook zijn er drie kansrijke gebieden, Groote Veenpolder, Grouster Leechlân en Brekkenpolder. Ontwikkelgebieden hebben prioriteit boven kansrijke gebieden en zijn verder in de planvorming.
PS besluiten
- Op 21 januari 2015 is de integrale visie vastgesteld voor het veenweidegebied, de Veenweidevisie, in nauwe samenwerking met Wetterskip Fryslân, de Friese gemeenten, belangenorganisaties en de mensen die er wonen en werken.
- Op 18 juli 2018 is de zogeheten tussenstap 18/19 vastgesteld voor de uitvoering van de Veenweidevisie na 2019
- Op 22 januari 2020 is ingestemd met de drie sporen aanpak gebaseerd op aanbevelingen uit de de maatschappelijke kosten – batenanalyse van het veenweidegebied in Friesland.
- Op 26 mei 2021 is het Veenweideprogramma 2021-2030 vastgesteld waarmee invulling wordt gegeven aan de te realiseren opgaven in het Friese veenweidegebied tot 2030.
- Op 21 december 2022 is de Funderingsaanpak vastgesteld door PS.
- Op 21 december 2022 zijn moties ingediend n.a.v. de Funderingsaanpak. Het PS-voorstel voor uitvoering van de Funderingsmoties van PS en AB is 13 juni 2023 vastgesteld door GS. Het gaat om subsidie duurzaam funderingsherstel, financiering code rood, maximale duur garantieregeling, eigen bijdragen funderingsonderzoek kwijtschelden, psycho-sociale kant van funderingsproblematiek, commissie bijzondere gevallen en financiële verbreding Funderingsaanpak.
Financiële stand van zaken
1) Besteed is incl. besteed door Wetterskip.
Wat gaan we doen in 2024
In 2024 komt een versnelling van de uitvoering van het Veenweideprogramma. Belangrijk daarbij is het kader dat is gegeven in het Frysk Programma Landelijk Gebied, dat op 27 juni 2023 door GS is vastgesteld. Een element daarbij is dat de Veenweide-opgave zich naast de klimaattaakstellingen, verbreed met taakstellingen op het terrein van natuur – inclusief de stikstofaanpak – en water.
In het kader van het FPLG is € 68 miljoen aangevraagd bij het Rijk voor uitvoering van de maatregelpakketten Veenweide in 2024 en 2025. Ook wordt er gebruik gemaakt van de mogelijkheden van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (Samenwerkingsmaatregel Veenweide en de niet grondgebonden maatregelen). Gaandeweg 2023 wordt duidelijk wat het geheel aan beschikbare middelen is voor 2024 en verder.
In 2024 gaan we binnen de programmalijnen de volgende werkzaamheden uitvoeren:
P1 Waterbeheer en klimaatadaptatie
- Voortzetting en verdere uitrol van de pilots met flexibel peilbeheer (HAKLAM);
- Samen met de partners in de gebiedsprocessen de beoogde peilverhogingen verder uitwerken;
- Samen met de partners in de gebiedsprocessen in beeld brengen wat er nodig is om gevolgen van klimaatverandering op te vangen;
- Als onderdeel van de integrale aanpak de KRW-maatregelen voor waterkwaliteitsverbetering meenemen in de gebiedsgerichte aanpak.
P2 Bodem en grondgebruik
- Voortzetting proeftuin bodem; veenoxidatie afremmen door bodemmaatregelen;
- Volgen proeven waterbergend vermogen van de bodem;
- Volgen proeven bodemvruchtbaarheid;
- Voortzetting projecten integraal bodembeheer;
- Voortzetting proeven draagkracht en bodemverdichting;
- Voortzetting proef duurzame maisteelt en biodiversiteit (weidevogels).
P3 It Nije Buorkjen
- Afronden systematiek Flankerend Beleid, borgen in de uitvoeringsorganisatie en adviseurs Landbouwadviespool opleiden;
- Voortzetting verdiencapaciteit (verdienmodel) landbouw behouden en verbeteren;
- Toekenning Groeifonds voor twee proefbedrijven, uitwerken en opzetten governance, organisatie, begroting en realisatie in het veld;
- Benutten generieke instrumenten zoals subsidieregelingen om veranderingen in de landbouw te stimuleren.
P4 Leefomgeving, natuur en biodiversiteit
Voor natuur en biodiversiteit sluiten we aan bij FPLG en diverse provinciale programma’s die daarin zijn opgenomen zoals het Biodiversiteitsherstelprogramma, de Bossenstrategie, het programma Landschap en het Aanvalsplan Grutto.
- Uitvoeren Aanvalsplan Grutto in Aldeboarn De Deelen en opstellen uitvoeringsplan Grutto voor Idzegea;
- Uitvoeren LESA (of vergelijkbaar) in heel het veenweide programmagebied;
- Archeologische waarden/resten in beeld brengen in Hegewarren en in ieder geval twee andere gebieden;
- Onderzoek naar CO2-vastlegging, zones, buffers en overgangsgebieden;
- Verder ligt binnen leefomgeving de focus op funderingen.
Funderingsaanpak: funderingsloket om woningeigenaren te helpen met informatie, funderingsonderzoek en -plan, en financiering
Uitvoeren funderingsmoties: subsidie funderingsherstel, financiering code rood gevallen, maximale duur garantieregeling, eigen bijdrage funderingsonderzoek kwijtschelden, psychosociale kant funderingsproblematiek, commissie bijzondere gevallen, financiële verbreding Funderingsaanpak.
P5 Integrale gebiedsaanpak
In de ontwikkel- en kansrijke gebieden kijken we hoe we in deze gebieden kunnen komen tot een integrale gebiedsaanpak om alle opgaven in deze gebieden in één keer op te kunnen pakken. De te realiseren opgaven brengen we in kaart, dit bevindt zich in de verschillende gebieden in verschillende fasen. In 2023 worden de startdocumenten van Grouster Leechlân en Groote Veenpolder vastgesteld.
Separaat wordt nader ingegaan op de vier belangrijkste gebiedsprojecten (ontwikkelgebieden) van Veenweide, namelijk Aldeboarn de Deelen, Hegewarren, Groote Veenpolder en Idzegea. Daarnaast wordt vanuit Veenweide nog een aantal gebiedsprocessen actief ondersteund:
Groote Veenpolder: We gaan verder met het ontwikkelen van een integraal gebiedsplan. We streven ernaar dit in 2025 klaar te hebben. Verder Hiervoor maken we een aantal gebiedsanalyses om scherp te krijgen wat de (on)mogelijkheden zijn om gebiedsdoelen te realiseren en wat de houdbaarheid van het watersysteem in 2050+ is. De pilots rondom flexibel peilbeheer en de proeftuin Bodem worden voortgezet. We verkennen de mogelijkheden en rechtsvorm van een gebiedsorganisatie zoals een grondcoöperatie om als gebied regie te hebben op vrijkomende grond van stoppers en verplaatsers.
Brekkenpolder: We gaan verder met de voorbereiding van het gebiedsplan, continuering van diverse pilots rondom flexibel waterbeheer en het verkennen van mogelijkheden van verkaveling grond.
Grouster Leechlan: We gaan verder met de eerste uitwerking van actiepunten zoals genoemd in het startdocument. Daarnaast wordt een nieuwe projectleider aangesteld die samen met het gebied verantwoordelijk wordt voor een nieuwe fasering.
Akkrummer Goedland: We geven uitvoering aan de initiatieven om te komen tot een collectief verdienmodel vanuit de doelstellingen Veenweide. Hiervoor wordt concreet invulling gegeven aan de opgave van het landelijke Groeifonds (NL2120) en samengewerkt met Innovatiepolder Hegewarren.
P6 Onderzoek en monitoring
Op het gebied van onderzoek en monitoring gaan we het volgende doen:
- Voortzetting van deelname aan nationale onderzoeksprogramma's, onder andere op het gebied van broeikasgasmetingen en monitoring van bodemdaling en daarnaast ook eigen lopende monitoring van broeikasgassen en bodemdaling;
- Voortzetting van de monitoring van grondwaterpeilen en bodemvocht bij aangepast peilbeheer (o.a. bij Boeren Meten Water);
- Voortzetting van het vervolgonderzoek naar preventie en risico's op het ontstaan of toenamen van dierziekten bij nattere omstandigheden (met name leverbot en salmonella);
- Het actueel houden van de meetpunteninventarisatie voor grond- en oppervlaktewatermeetpunten;
- Het uitvoeren van de jaarlijkse analyse van meetgegevens van grondwaterstanden en vochtgehaltes.
Daarnaast blijven wij samenwerken met landelijke initiatieven, onder meer vanuit het Nationaal Onderzoekscentrum Bodemdaling Veenweide en het onderzoeksprogramma Somers.
Risico’s
Nationaal Programma Landelijk Gebied: het is onzeker hoe de vervlechting van het veenweideprogramma met het NPLG, het beschikbaar komen van middelen vanuit het NPLG voor veenweide en de daar bijbehorende personele inzet er uit gaan zien. Wij zien dit dan ook als een mogelijk risico voor het programma wat niet direct is gekoppeld aan een programmalijn. Een gebrek aan draagvlak voor het FPLG vertaalt zich ook naar de gebiedsprocessen Veenweide Fryslân.
Onvoldoende beschikbare capaciteit: Voor de gebiedsprocessen is tijd nodig om zorgvuldig met stakeholders in het gebied te komen tot een invulling van de verschillende opgaven. Hiervoor is voldoende inzet noodzakelijk. Het vinden van personeel dat voldoende kennis en ervaring heeft om deze processen met stakeholders uit het gebied te kunnen organiseren is noodzakelijk. Met een toenemend aantal gebiedsprocessen in het veenweidegebied zien wij dit als een risico. Dit geldt ook voor de beschikbaarheid van menskracht voor funderingen, subsidies en natuur en biodiversiteit.
Onvoldoende budget voor de realisatie: Zoals bij de vaststelling van het veenweideprogramma aangegeven is naar schatting € 550 miljoen nodig om het veenweideprogramma tot uitvoering te brengen. Een nieuwe berekening vanuit het FPLG laat zien dat dit bedrag hoger is, namelijk € 1,9 mld, inclusief de aanpak funderingen. Voor de financiering wordt gekeken naar onder andere het NPLG, het groeifonds, het nieuwe GLB en overige financieringsbronnen vanuit het Rijk en Europa. Het is nog onvoldoende duidelijk welke financieringsbronnen waarvoor beschikbaar komen en in hoeverre dit allemaal ingezet kan worden voor de uitvoering van het veenweideprogramma.
Onvoldoende tempo in de grondverwerving: Invulling van de opgaven in de gebiedsprocessen vraagt de mogelijkheid om af te kunnen waarderen en te kunnen compenseren. Grond is hierin cruciaal. Tot op heden hebben we onvoldoende grond beschikbaar in de verschillende gebieden om te kunnen afwaarderen en compenseren en kunnen wij onvoldoende snel handelen.
Daarnaast zien wij nog een aantal specifieke risico's:
Voor het waterbeheer van de toekomst zullen ruimtelijke keuzes nodig zijn met de nodige impact. Dit is sterk afhankelijk van de voortgang in de gebiedsprocessen en bestuurlijke keuzes.
De kans bestaat dat niet alle bodemproeven in aanmerking komen voor landelijke cofinanciering.
Voor de uitvoering van een aantal Funderingsmoties inzet van het Rijk noodzakelijk. Hiervan zijn we, zeker op de langere termijn, afhankelijk. Landelijke beleidswijzigingen op het gebied van natuur, biodiversiteit en onder andere stikstof kunnen van invloed zijn de haalbaarheid van de gestelde doelen.
Onduidelijke kaders voor de gebiedsdoelen
Technische problemen met innovatieve meetapparatuur zoals bijvoorbeeld de sensoren in aquapinnen en peilbuizen en de closed chambers die de CO2 meten.