Inleiding
Onze ambitie voor de lange termijn (2050) is een blijvend evenwicht, waarin veenafbraak, bodemdaling en CO2-uitstoot nagenoeg zijn gestopt. De kwaliteit van landschap en natuur zijn verbeterd. Ook de leefbaarheid en vitaliteit staan op een hoog peil; de landbouw heeft zich aangepast aan de veranderde omstandigheden en recreatie en toerisme hebben zich verder ontwikkeld. Om tot deze ambitie te komen richten we ons voor 2030 op de volgende veenweidedoelen:
1. De negatieve effecten van bodemdaling zijn verminderd (gemiddeld 0,2 cm minder bodemdaling per jaar): Enerzijds door de absolute bodemdaling te beperken, anderzijds door de negatieve effecten te beperken, mitigeren of te compenseren. Dit moet ertoe leiden dat schade aan woningen, wegen en infrastructuur wordt beperkt, de stijging van kosten van waterbeheer in het gebied ook in de toekomst beperkt blijft, de verdroging van natuurgebieden is afgenomen, en het landschap en de cultuurhistorie van het veenweidegebied herkenbaar blijven.
2. De uitstoot van broeikasgassen uit de veenbodem is in 2030 met 0,4 megaton CO2 equivalenten per jaar afgenomen.
3. De landbouw heeft een duurzaam toekomstperspectief.
4. Het watersysteem is waterrobuust en klimaatbestendig ingericht.
De uitvoering van het Veenweideprogramma vindt plaats in de gebiedsprocessen. Deze processen lopen in twee ontwikkelgebieden, Aldeboarn-De Deelen en Hegewarren, en vier kansrijke gebieden, Idzegea, Groote Veenpolder, Grouster Leechlân en Brekkenpolder. Een ontwikkelgebied onderscheidt zich van een kansrijk gebied omdat er op inhoudelijke gronden, en vanuit maatschappelijke energie, veel kansen én middelen zijn om aan de slag te gaan. Binnen de kansrijke gebieden worden de te realiseren opgaven in kaart gebracht en invulling van het aankomende gebiedsproces in beeld gebracht in een startdocument. Binnen programmalijn 5 Integrale gebiedsaanpak wordt er verder in gegaan op wat de status is per kansrijk gebied.
PS besluiten
• Op 21 januari 2015 is de integrale visie vastgesteld voor het veenweidegebied, de Veenweidevisie, in nauwe samenwerking met Wetterskip Fryslân, de Friese gemeenten, belangenorganisaties en de mensen die er wonen en werken.
• Op 18 juli 2018 is de zogeheten tussenstap 18/19 vastgesteld voor de uitvoering van de Veenweidevisie na 2019
• Op 22 januari 2020 is ingestemd met de drie sporen aanpak gebaseerd op aanbevelingen uit de de maatschappelijke kosten – batenanalyse van het veenweidegebied in Friesland.
• Op 26 mei 2021 is het Veenweideprogramma 2021-2030 vastgesteld waarmee invulling wordt gegeven aan de te realiseren opgaven in het Friese veenweidegebied tot 2030.
Financiële stand van zaken
De invulling van de doelstellingen vindt plaats in gebiedsprocessen. Daarbij is maatwerk cruciaal. De structurele veranderingen die nodig zijn vragen een integrale benadering en brede samenwerking tussen partijen in de gebieden. Dit doen we via een gebiedsgerichte aanpak. De veenweideproblematiek is bij uitstek een integrale opgave. Hoe graag we ook willen; niet alle doelstellingen zijn al concreet in resultaten te vertalen. Wij zijn mede afhankelijk van de dynamiek in de samenleving en de middelen die het Rijk beschikbaar stelt. Op dit moment zijn de volgende middelen beschikbaar voor het programma binnen verschillende organisaties die onderdeel zijn van het programma.
NB: bovenstaande bedragen staan zijn beschikbaar voor het programma, de grijze rijen staan niet op de provinciale begroting.
Door maximaal in te zetten op dynamische programmering en financiering wordt gestreefd naar een zo groot mogelijk resultaat bij de genoemde doelstellingen. Dynamisch programmeren en financieren wil zeggen dat we een aanpak opstellen, maar deze niet voor lange tijd helemaal vastleggen. We brengen initiatieven en projecten op gang en zoeken daar werkende weg (aanvullende) financiering bij. Daarbij zoeken we naar een mix van publieke en private middelen.
Wat gaan we doen in 2023?
Herijking
Voor het veenweideprogramma wordt een herijking voorbereid. Deze wordt in de loop van 2023 voorgelegd aan PS. In het kader van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) wordt een aanscherping van de doelstellingen voor het verminderen van de CO2 uitstoot uit veenweide verwacht. Dit betekent ook een aanscherping voor het veenweideprogramma. Bij de herijking wordt een keuze voorgelegd welke (aanvullende) maatregelen nodig zullen zijn om deze aangescherpte doelstellingen te realiseren.
Funderingen
Voor de funderingsaanpak hebben we een voorstel in voorbereiding over hoe de Friese overheden inwoners van het veenweidegebied kunnen voorlichten en ondersteunen bij onderzoek en aanpak van funderingsproblemen. Besluitvorming hierover staat gepland voor december 2022. Afhankelijk van het besluit wat PS dan neemt, zal worden bepaald wat we hiermee in 2023 zullen doen.
Het Veenweideprogramma is opgebouwd op basis van 6 programmalijnen. Per programmalijn geven we kort aan wat in 2023 gaan doen.
P1 Waterbeheer en klimaatadaptatie
• Voortzetting van de pilots met flexibel peilbeheer (HAKLAM)
• Samen met de partners in de gebiedsprocessen de beoogde peilverhogingen verder uitwerken
• Samen met de partners in de gebiedsprocessen in beeld brengen wat er nodig is om gevolgen van klimaatverandering op te vangen
• Als onderdeel van de integrale aanpak de KRW maatregelen voor waterkwaliteitsverbetering meenemen in de gebiedsgerichte aanpak
P2 Bodem en grondgebruik
• Voortzetting proeftuin bodem; veenoxidatie afremmen door bodemmaatregelen
• Volgen proeven bodemvruchtbaarheid
• Voortzetting proeven draagkracht en bodemverdichting
• Voortzetting proef duurzame maisteelt
P3 It Nije Buorkjen
• Uitwerken Flankerend Beleid
• Voortzetting verdiencapaciteit landbouw behouden en verbeteren
P4 Leefomgeving, natuur en biodiversiteit
Binnen leefomgeving ligt de focus op funderingen. Voor de natuur en biodiversiteit sluiten we aan bij diverse provinciale programma’s zoals het biodiversiteitsherstelprogramma, de bossenstrategie, het programma landschap en het aanvalsplan Grutto.
• Aanvalsplan Grutto; uitvoeren van het aanvalsplan Grutto binnen het veenweidegebied in twee gebieden namelijk Aldeboarn De Deelen en Idzegea.
• Uitvoeren van tenminste twee ecosysteem en landschapsanalyses in Hegewarren een nog nader te bepalen gebied (een van de kansrijke gebieden)
• In elk geval in 1 gebied in beeld brengen wat archeologische waarden/resten zijn van het veenweidegebied.
• Inzetten van de aanpak 'Basiskwaliteit Natuur’ in ten minste een van de gebiedsprocessen.
P5 Integrale gebiedsaanpak
In de kansrijke gebieden kijken we hoe we in deze gebieden kunnen komen tot een integrale gebiedsaanpak om alle opgaven in deze gebieden in één op te kunnen pakken. De te realiseren opgaven brengen we in kaart gebracht, dit bevindt zich in de verschillende gebieden in verschillende fasen.
Idzegea
• Starten met het opstellen van het gebiedsplan
• Continueren diverse pilots zoals HAKLAM en Boeren Meten Water
• Planvorming in het gebiedsproces in it Joo en de Geeuw
Groote Veenpolder
• Opstellen van een startdocument
• Starten met het opstellen van het gebiedsplan
• Onderzoek reductie broeikasgassen met bodemmaatregelen (proftuin Bodem)
• In het kader van de Regiodeal Natuurinclusieve Landbouw op bedrijfsniveau onderzoeken hoe de bodemgezondheid kan worden versterkt
Brekkenpolder
• Opstellen van een startdocument
• Starten met het opstellen van het gebiedsplan
• Continueren van HAKLAM-pilot
Grouster Leechlan
• Opstellen van een startdocument
• Starten met het opstellen van het gebiedsplan
P6 Onderzoek en monitoring
Op het gebied van onderzoek en monitoring gaan we het volgende doen:
• Voortzetting van deelname aan nationale onderzoeksprogramma's, onder andere op het gebied van broeikasgasmetingen en monitoring van bodemdaling en daarnaast ook eigen lopende monitoring van broeikasgassen en bodemdaling;
• Voortzetting van de monitoring van grondwaterpeilen en bodemvocht bij aangepast peilbeheer (o.a. bij Boeren Meten Water);
• Voortzetting van het vervolgonderzoek naar preventie en risico's op het ontstaan of toenamen van dierziekten bij nattere omstandigheden (met namen leverbot en salmonella);
• Het afronden en actueel houden van de meetpunteninventarisatie voor grond- en oppervlaktewatermeetpunten;
• Het uitvoeren van de jaarlijkse analyse van meetgegevens van grondwaterstanden en vochtgehaltes.
Ondertussen blijven we de landelijke ontwikkelingen volgen. Hieruit kunnen nieuwe (landelijke) onderzoeken en monitoring ontstaan.
Risico’s
NPLG: Het is onzeker hoe de vervlechting van het veenweideprogramma met het NLPG, het beschikbaar komen van middelen vanuit het NPLG voor veenweide en de daar bijbehorende personele inzet er uit gaan zien. Wij zien dit dan ook als een mogelijk risico voor het programma wat niet direct is gekoppeld aan een programmalijn.
Onvoldoende beschikbare capaciteit: Voor de gebiedsprocessen is tijd nodig om zorgvuldig met stakeholders in het gebied te komen tot een invulling van de verschillende opgaven. Hiervoor is voldoende inzet noodzakelijk. Per gebiedsproces wordt een startdocument opgesteld waarin ook de benodigde capaciteit per proces om te komen tot een gebiedsplan noodzakelijk is. Voldoende capaciteit als het vinden van personeel dat voldoende kennis en ervaring heeft om deze processen met stakeholders uit het gebied te kunnen organiseren zijn noodzakelijk. Met een toenemend aantal gebiedsprocessen in het veenweidegebied zien wij dit als een risico.
Onvoldoende budget voor de realisatie: Zoals bij de vaststelling van het veenweideprogramma aangegeven is naar schatting 550 miljoen euro nodig om het veenweideprogramma tot uitvoering te brengen. Tot op heden is ruim 66 miljoen euro beschikbaar. Dit is onvoldoende om het volledige veenweideprogramma tot uitvoering te brengen. Voor de overige financiering wordt gekeken naar onder andere het NPLG, het groeifonds, het nieuwe GLB en overige financieringsbronnen vanuit het Rijk en Europa. Het is nog onvoldoende duidelijke welke financieringsbronnen waarvoor beschikbaar komen en in hoeverre dit allemaal ingezet kan worden voor de uitvoering van het veenweideprogramma, dit zien wij dan ook als een risico.
Onvoldoende tempo in de grondverwerving: Invulling van de opgaven in de gebiedsprocessen vraagt de mogelijkheid om af te kunnen waarderen en te kunnen compenseren. Grond is hierin cruciaal. Tot op heden hebben we onvoldoende grond beschikbaar in de verschillende gebieden om te kunnen afwaarderen en compenseren. Het is een risico dat dit zorgt voor vertraging in de uitvoering van de gebiedsprocessen.
P1 Waterbeheer en Klimaatadaptatie
• Voor het waterbeheer van de toekomst zullen ruimtelijke keuzes nodig zijn met de nodige impact. Dit is sterk afhankelijk van de voortgang in de gebiedsprocessen en bestuurlijke keuzes.
P2 Bodem en grondgebruik
• De kans bestaat dat niet alle bodemproeven in aanmerking komen voor landelijke cofinanciering.
P3 It Nije Buorkjen
• De verdiencapaciteit van de landbouw behouden en verbeteren vraagt ook inzet van andere partijen en landelijke overheidsbeleid. Hier zijn we van afhankelijk.
P4 Leefomgeving, natuur en biodiversiteit
• Landelijke beleidswijzigingen op het gebied van natuur, biodiversiteit en onder andere stikstof kunnen van invloed zijn de haalbaarheid van de gestelde doelen.
P5 Integrale gebiedsaanpak
• Vertraging op uitvoering van programma's en aanpakken vanuit andere beleidsvelden kunnen ook voor vertraging zorgen bij de veenweide gebiedsprocessen op deze onderdelen (biodiversiteit, bossenstrategie, etc.)
• Gebiedsprocessen kosten tijd en zorgvuldigheid, dit vraagt voldoende inzet.
P6 Onderzoek en monitoring
De volgende risico's kunnen zich in de uitvoering aandienen:
• Technische problemen met innovatieve meetapparatuur zoals bijvoorbeeld de sensoren in aquapinnen en peilbuizen en de closed chambers die de CO2 meten.
• Vanwege de pandemie zijn er leveringsproblemen cq lange levertijden m.b.t. de meetapparatuur wat in China ontwikkeld wordt.