Inleiding

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

Voor u ligt een andere begroting dan vorig jaar. Dat heeft te maken met de wensen die u als Provinciale Staten heeft aangegeven over de begroting. U wilde meer inzicht in de maatschappelijke effecten van wat we als provincie doen, een duidelijker verband tussen de inhoud van de begroting en ons provinciale beleid, een meer visuele begroting en meer gelaagdheid van informatie.

In de begroting 2022 experimenteerden we daarmee in een pilot op het beleidsveld cultuur. Daarin voegden we onder andere een nieuwe ‘w-vraag’ toe: ‘Wat zien we?’, waarin we ingaan op de context van en ontwikkelingen op het beleidsveld. Ook voegden we aan de doelen onder ‘Wat willen we bereiken?’ expliciete indicatoren toe om de gewenste maatschappelijke effecten scherper te maken. Ten slotte werd de financiële tabel per thema rondom de in het begrotingsjaar nagestreefde resultaten opgebouwd. Zo werd per resultaat duidelijk wat het kost. En alles werd meer visueel geïllustreerd dan voorheen.

De pilot cultuur werd positief ervaren. Vandaar dat we nu de hele begroting in bovenstaande opzet hebben gemaakt, waarbij we ook aandacht hadden voor een betere aansluiting tussen de formuleringen (van onder andere doelen) in het beleid en deze begroting. We hopen dat deze wijzigingen de begroting voor u (en anderen) inzichtelijker en interessanter maken.

Als college wijzen we u met grote regelmaat op de vrij uitzonderlijke tijden waarin we leven. Na de economische crisis van 2008 en de jaren daarna ligt inmiddels nog maar net de coronacrisis achter ons, om naadloos opgevolgd te worden door de extreme inflatie (in sterke mate gedreven door de kosten van energie) die mede het gevolg is van de oorlog in Oekraïne.

Prijsstijgingen van vooralsnog ruim boven de 10% (Centraal Bureau voor de Statistiek (cbs.nl)) raken ons als provincie op twee manieren. De eerste is door de effecten daarvan op de Friese maatschappij. Onze inwoners, ondernemers en maatschappelijke instellingen worden er allen hard door geraakt. De (energie)armoede stijgt, net als de urgentie van het verduurzamen van ons energieverbruik. Maatschappelijke prioriteiten verschuiven naar financieel overleven en behoud van welvaart. En daarnaast stijgen de kosten die we als organisatie maken eveneens: de lonen die we betalen stijgen aanzienlijk (CAO Provincies 2022-2023), de budgetsubsidies die we uitkeren, de bedragen waarvoor aannemers onze wegen onderhouden of aanleggen. Net als iedere inwoner kunnen we in rap tempo met hetzelfde geld minder doen.

Daarnaast is er veel onzekerheid: hoe lang zal de hoge inflatie aanhouden? In welke mate beïnvloedt dat de economische groei? Op welke wijze zal het Rijk hierop reageren, leidt dat tot verschuivingen in prioriteiten en middelen?

Naast deze wereldwijde ontwikkelingen kennen we daarnaast in Nederland nog een aantal ontwikkelingen van rijksmakelij. Er wordt gewerkt aan een nieuw verdeelmodel voor het provinciefonds, dat in 2024 ingaat. De financiële consequenties daarvan voor Fryslân zijn nu nog niet duidelijk, maar kunnen ingrijpend zijn. Daar bovenop komt de aanstaande afschaffing van de ‘trap op, trap af’ systematiek rondom dat fonds. Vanaf 2026 stijgt het provinciefonds (net als overigens het gemeentefonds) niet meer automatisch mee met de rijksuitgaven. Dat leidt, zoals we zien in de meicirculaire provinciefonds 2022, tot een stevige daling van de inkomsten vanuit het Rijk vanaf 2026.  Parallel daaraan speelt een discussie over het provinciale belastinggebied. Met de invoering van ‘Betalen naar Gebruik’ oftewel kilometerheffing met ingang van 2030 moet automatisch gekeken worden naar het belastinggebied voor de provincies. Gecombineerd met de ontwikkelingen rondom het provinciefonds heeft dat geleid tot een discussie tussen provincies en Rijk over een ander, wellicht ook groter, provinciaal belastinggebied. Daarvoor zijn diverse mogelijkheden (bijvoorbeeld een ingezetenenheffing) en de discussie daarover is nog niet beslecht. Eerder wezen we er al op dat van de middelen die van het Rijk komen een steeds groter deel als specifieke uitkering (SPUK) wordt verstrekt waarmee onze bestedingsvrijheid sterk beperkt wordt. Een onderwerp waarbij dit ook sterk zal spelen is het aanstaande Nationaal Programma Landelijk Gebied. Ook is nog niet helder welke van onze eigen middelen aan de Rijksmiddelen daarin toegevoegd moeten worden, door ze te verschuiven of ergens nieuw ‘te vinden.’ Al deze ontwikkelingen vinden plaats in de context dat de grote financiële algemene reserves waarover we als provincie gewend waren te kunnen beschikken nagenoeg op zijn.

Ondanks de bovengeschetste ontwikkelingen blijven we streven naar Geluk op 1 voor al onze inwoners en willen we blijven investeren in de Friese Mienskip. Om dat te doen zullen we de komende jaren meer en meer moeten nadenken over verschuiving van onze inspanningen en middelen. Uw Staten verzocht bij behandeling van de kadernota 2023 om meer inzicht in de mogelijkheden daartoe. Daarvoor hebben we geput uit de rapportage over de eerste fase van zero based budgetting, u toegestuurd in maart 2021. Daarin gaven we per beleidsthema aan hoeveel wettelijke beweegruimte en plichten we hebben (taakvrijheid), hoeveel vrijheid we binnen die wettelijke kaders hebben om verschillende rollen op ons te nemen (rolvrijheid) en in welke mate we nog vrijheid hebben in de besteding van het aan dat thema toegewezen geld (budgetvrijheid). Voor elk van die vrijheden is per thema een onderbouwd cijfer toegekend op een vierpuntsschaal, waarbij een hoger cijfer meer vrijheid betekent*. We willen dit inzicht in vrijheden de komende jaren blijven opnemen in de begroting, om uw Staten te ondersteunen in uw keuzes.

Komend jaar zijn er provinciale verkiezingen. Als altijd is ongewis tot welke uitkomsten dat zal leiden, in welk nieuw college dat zal resulteren en op welke punten en in welke mate dat college de koers zal willen verleggen. Wat wel zeker is, is dat veel van de bovenbeschreven ontwikkelingen dan nog in volle omvang zullen voortgaan.

De wens om ook het komend jaar aantredende nieuwe college nog de mogelijkheid te bieden daarop te kunnen reageren heeft deze begroting gekleurd. We zijn daarom terughoudend in (nieuwe) uitgaven. Die doen we waar dat noodzakelijk is om de voornemens uit het bestuursakkoord te verwezenlijken, aan wetgeving te voldoen of onze bedrijfsvoering op noodzakelijke punten te verbeteren. Het is daarmee een beleidsarme begroting, die aansluit bij het huidige bestuursakkoord dat perspectief wil bieden voor Fryslân.

  *Zie voor een uitgebreide toelichting Zero based budgetting fase 1: Inzicht in Taak-, budget- en rolvrijheid, kenmerk 01856514.