Bijlage 8. Uitgangspunten begroting 2025

Gronden van de ramingen

Terug naar navigatie - Gronden van de ramingen

Uitgangspunten van de ramingen:

Onderwerp 2024 2025
Inflatievergoeding
Loonstijging provincie 5,20% 7,50%
Prijsstijging provincie 3,00% 2,30%
Loon- en prijsstijging gesubsidieerde instellingen 4,10% 3,35%
IBOI vergoeding RSP projecten 1,60% 2,00%
Indexering langlopende projecten 0,00% 0,00%
Parkeervoorziening provinciehuis (vast percentage) 2,50% 2,50%
Indexering exploitatiekosten openbaar vervoer 4,00% 5,22%
Rendementsderving
Toevoegingen verplichte rente aan voorzieningen/ overlopende passiva 3,21% 2,48%
Rentetoerekening bij inzet extra middelen 3,19% 2,57%

Toelichting op de uitgangspunten

Terug naar navigatie - Toelichting op de uitgangspunten

Algemeen
Door geopolitieke ontwikkelingen zien we een toename in de ontwikkeling van de inflatie vanaf 2022. Daarom is ervoor gekozen af te wijken van de werkwijze van voorgaande jaren. De indexering werd normaliter voor het merendeel gebaseerd op de septembercirculaire t-1. Vanwege de onzekerheden rondom de ontwikkelingen van de inflatie is er vanaf de begroting 2023 voor gekozen de indexcijfers te ontlenen aan de meest recente gegevens van de het CPB. Voor de begroting zijn dit de cijfers uit het Centraal Economisch Plan (CEP) van 22 februari 2024. 

Inflatievergoeding

Loonstijging provincie

De huidige CAO heeft een looptijd tot en met 31 december 2023. Werkgevers en vakbonden hebben op 13 maart 2024 een onderhandelingsresultaat bereikt over de cao. De beoogde cao heeft een looptijd van 1 januari 2024 tot 1 juli 2025. Per 1 januari 2024 worden de salarissen nominaal met € 25 verhoogd en procentueel met 4,25%. Per 1 september 2024 worden de salarissen met 2,5% verhoogd. Daarnaast is nog een aantal aanvullende afspraken gemaakt over o.a. het minimumloon, de stagevergoeding, het PBDI en de arbeidsmarkttoelage.

Voor 2024 en 2025 bedraagt de prijsindex loonvoet sector overheid respectievelijk 5,2% en 4,4%. De nieuwe cao leidt over 2024 en 2025 tot een toename van de salariskosten met circa 10%. Daarbij wordt opgemerkt dat de cao voor 2025 voor een halfjaar geldt. Het is te verwachten dat bij een nieuw af te sluiten cao ook over het tweede halfjaar van 2025 nog afspraken worden gemaakt. Daarom is de index voor de structurele salariskosten voor 2025 verhoogd tot 7,5%. 

Voor de jaren 2026 e.v. wordt de loonstijging weer gebaseerd op de prijsindex loonvoet sector overheid zoals opgenomen in de kerngegevenstabel van het CPB (februari 2024).

Prijsstijging provincie
De raming van de nominale ontwikkeling goederen en diensten is gebaseerd op de prijsstijging van het bruto binnenlands product conform de kerngegevenstabel van het CPB (maart 2024). Voor het jaar 2025 bedraagt deze 2,3%.

Bij de begroting 2018 is besloten om deze index ook weer van toepassing te verklaren op (groot) onderhoud wegen en vaarwegen. Daarbij is afgesproken om periodiek (elke 4 jaar) te herijken of deze indexering afgeweken heeft van de CBS index grond, weg- en waterbouw 42/43 Grond, weg- en waterbouw. Deze herijking heeft in 2022 plaatsgevonden.

In de afgelopen jaren is er sprake van meer dan gemiddelde prijsstijgingen in de GWW-sector. Daarom wordt voorgesteld de frequentie van de herijking van de indexen op basis van de GWW-index te verhogen van vier naar twee jaar.

Loon- en prijsstijging gesubsidieerde instellingen
Bij de gesubsidieerde instellingen wordt voor de prijsinflatie rekening gehouden met de eerder genoemde 2,3% (goederen en diensten) en de geraamde loonstijging provincie van 4,4%. Het gemiddelde van beide percentages (3,4%) vormt de indexatie, omdat deze partijen zowel met prijsstijgingen van goederen en diensten als van personele kosten te maken hebben.

Bij enkele instellingen worden de richtlijnen van de begroting voor de indexering niet standaard gevolgd aangezien hierover andere afspraken zijn gemaakt. Het gaat hier om de volgende instellingen:

  • SNN
  • Noordelijke Rekenkamer
  • Fumo
  • Marrekrite
  • Tresoar
  • Fryske Akademy
  • IPO
  • Noordelijk Archeologische Depot Nuis

In de begroting is voor deze instellingen vooralsnog rekening gehouden met het hierboven beschreven prijsstijgingspercentage voor goederen en diensten van 2,3%.

IBOI vergoeding RSP projecten
RSP gelden*)  voor de infrastructurele projecten zijn de afgelopen jaren eerder uitgekeerd door het rijk dan dat qua kasritme benodigd was voor de RSP projecten. Hierdoor wordt over deze gelden geen inflatie meer vergoed. Om dit te compenseren wordt een inflatievergoeding toegekend over het nog niet bestede saldo van de RSP(infra)gelden.  Het percentage dat hierbij gehanteerd wordt, is gebaseerd op het IBOI (index bruto overheidsinvesteringen) percentage zoals opgenomen in de kerngegevenstabel horende bij de februari raming 2024 van het CPB. Het meest actuele cijfer is hiermee de IBOI over 2025 van 2,0%.

*) Regiospecifiek Pakket (Zuiderzeelijngelden)

Indexering langlopende projecten
Bij langlopende projecten is het gebruikelijk om deze te ramen met de prognose einde werk. Vandaar dat hier geen indexering meer plaatsvindt.

Parkeervoorziening provinciehuis
Voor de parkeervoorziening provinciehuis is de indexering op 2,50% vastgesteld vanaf het moment van ingebruikname hiervan. 

Indexering exploitatiekosten openbaar vervoer
In de overeenkomsten met de vervoerders is vastgelegd dat deze de LBI (Landelijk Bijdrage Index) index toegekend krijgen. Deze indexering zal afwijken van de door ons bepaalde indexering.

Het percentage dat hierbij gehanteerd wordt, is gebaseerd op de raming 2024 (voorlopige raming LBI 2024, bus diesel, december 2023), zijnde 5,22%. 

Normaliter worden de budgetten structureel bijgesteld op basis van de definitieve index van het voorgaande jaar bij de bestuursrapportage. Echter naast toenemende indexen voor lonen en goederen/diensten, zien we dat ook prijsindexen voor kosten die samenhangen met de (uitbesteding) van het openbaar vervoer hoger zijn dan eerder aangenomen. Voor 2023 vindt een afrekening plaats op basis van de definitieve index. Deze ligt voor 2023 hoger (5,43% versus 4%) dan waarmee in de meerjarenbegroting rekening is gehouden. Omdat deze indexcijfers structureel doorwerken in de kosten voor de OV-concessie nemen wij dit nu al mee in de begroting 2025. 

Rente/Rendement

Toevoeging rente aan voorzieningen/overlopende passiva
Voor de toerekening van rente aan de voorzieningen/overlopende passiva daar waar dat verplicht wordt gesteld sluiten wij aan bij het gemiddelde rentepercentage van de 10- en 5-jaars Nederlandse staat (op basis van de forwardcurve). 
Waar deze verplichting niet aanwezig is, worden voorzieningen niet geïndexeerd. De hoogte van voorzieningen is afhankelijk van de onderbouwing van de betreffende voorziening. Deze onderbouwing bepaalt het niveau van de voorziening.

Rentetoerekening bij inzet extra middelen
Indien extra middelen ingezet moeten worden voor projecten die nog niet in de begroting zijn opgenomen, waardoor aanspraak wordt gemaakt op onze liquide middelen, dan brengen wij daar met ingang van 2020 de 10-jaars IRS-rente op basis van de forwardcurve, met een minimum van 0%, voor in rekening.
In het geval dat wij substantiële bedragen vooruit ontvangen van derden en daaraan rendement wordt toegerekend, dan hanteren wij daarvoor het dan geldende rentepercentage van schatkistbankieren.

Overige

Externe tarieven 2025
Jaarlijks worden de externe tarieven berekend op basis van de normbedragen en een opslag voor de bedrijfsvoeringskosten. Deze tarieven worden jaarlijks door het college vastgesteld.

Provinciefonds 
De raming van het Provinciefonds is gebaseerd op de meicirculaire 2024, hierin is de laatste actualisatie van het accres verwerkt.  Hierbij is rekening gehouden met een voorzichtigheidsmarge van 1%. Daarnaast is vanaf 2025 rekening gehouden met een positief herverdeeleffect vanuit het nieuwe verdeelmodel provinciefonds van € 2,5 mln. per jaar.
 
De decentralisatie uitkeringen voor 2024 en verder zijn conform de meest actuele cijfers in de meicirculaire 2024 begroot.

Daarnaast houden wij de verwachte toevoeging in de ruimte van het plafond btw compensatiefonds buiten de raming, gezien de onzekerheid hiervan. De ruimte onder dit plafond wordt in de meicirculaire na afloop van het betreffende jaar toegekend.

Opcenten motorrijtuigenbelasting
De raming van de opbrengst uit de opcenten motorrijtuigenbelasting baseren wij op een geactualiseerd wagenpark van de belastingdienst per 1-1-2024. 
We zien in de afgelopen maanden dat opbrengsten van de MRB achterblijven bij de verwachtingen. De oorzaak hiervan ligt in de ontwikkeling van de omvang en samenstelllng van het wagenpark; we zien bijv. een afname van het aantal dieselauto’s. Met het oog op deze ontwikkelingen hebben wij uit voorzichtigheid een afslag van 1% gedaan op de raming van opbrengsten voor de motorrijtuigenbelasting vanaf 2024.
Vanaf 2025 passen wij een index toe op basis de prijsontwikkeling van het bruto binnenlands product conform de kerngegevenstabel van het CPB (februari 2024).